Alfa Romeo C16 Bimotore

Alfa Romeo’s 8C 2300 is een van de meest tot de verbeelding sprekende vooroorlogse raceauto’s. De 8C 2900 deed daar nog een flinke schep bovenop. En de 16C Bimotore overtreft beide racewagens. Behalve op het circuit…

De Alfa Romeo 16C Bimotore was mij niet bekend, tot ik met Job Brouwers van Classic Job in 2013 naar de Vintage Revival Montlhéry reed. Onderweg liet hij mij zijn favoriete prewar auto zien. Een monster met twee achtcilinder lijnmoteren. Ondanks de grote hoeveelheid bijzondere vooroorlogse vehikels op het geweldige circuit onder Parijs, was er niets dat ook maar enigszins leek op deze tweemotorige Alfa Romeo.

Concurrent voor de Duitsers

Dat is ook niet zo vreemd, want Enzo Ferrari (ja, die) bouwde slechts drie exemplaren van de Alfa Romeo 16C Bimotore. Daarbij maakte hij gebruik van een chassis dat hij zelf ontwierp. De techniek haalde hij uit de schappen van Alfa Romeo, waar hij op dat moment onder de naam ‘Scuderia Ferrari’ de race-activiteiten voor verzorgde. Ferrari wilde met deze racer een antwoord geven op de extreem krachtige racewagens van Mercedes-Benz en Auto-Union. Ferrari had echter niet de beschikking over een motor met een vermogen dat ook maar in de buurt kwam van dat van de Duitse concurrenten.

Alfa Romeo Tipo B

Volgens de informatie in Denis Jenkinson’s ‘The Racing Car Pocketbook’ wordt de Tipo B vaak foutief als P3 aangeduid. Jenks meldt dat dat niet correct is, omdat de Tipo B feitelijk gebaseerd is op de Tipo A ‘Twin Six’ uit 1931. De Tipo B was een van de meest succesvolle racewagens in 1932 en 1933. Net als de Tipo A was ook deze Alfa Romeo Grand Prix racer ontworpen door Vittorio Jano. De Tipo B wordt ook wel de ‘monoposto’ genoemd. De motor heeft acht cilinders in lijn, die door middel van twee compressors een vermogen van ongeveer 180 pk wist te produceren bij een toerental van 5400 omwentelingen per minuut. De cilinderinhoud bedroeg in het begin 2,6 liter. Alfa Romeo stopte na het seizoen van 1933 met hun raceactiviteiten, waarna Enzo Ferrari dat stokje over nam. Onder zijn hoede werd de inhoud van de motor vergroot naar 2,9 en in 1935 zelfs naar 3,2 en 3,8 liter.

Alfa Romeo 16C Bimotore

Alfa Romeo 16C Bimotore

In dat jaar (1935) bouwden Ferrari en Luigi Bazzi een bizar apparaat onder de regels van de ‘Formule Libre’. Deze ‘Bi-motore’ had een 2.9 liter Tipo B motor voor- en eenzelfde exemplaar áchter de bestuurder. Beide motoren dreven de achterwielen aan. De Bimotore was onvoorstelbaar snel, maar helaas onhandelbaar. Zoals Alain de Cadenet in bovenstaande video al opmerkte is het één en al overstuur wat de klok slaat, waardoor er geen racesuccessen mee behaald zijn.

Genoemde problemen kwamen op woensdag 10 april 1935 op de snelweg tussen Brescia en Bergamo al boven water, maar er was geen tijd meer om het 540 pk sterke beest te temmen. Op zondag 12 mei werden drie Alfa Romeo 16C Bimotore’s ingezet tijdens de Grand Prix van Tripoli. Achter het stuur namen Tazio Nuvolari, Luis Chiron en Raymond Sommer plaats. Naast het ontembare overstuur was de auto op de rechte stukken ook niet echt stabiel. In een poging dat probleem te verhelpen werd de cilinderinhoud vergroot van 5810 naar 6330 cc. De drie auto’s waren net op tijd klaar voor de race op de Avus. Ditmaal streden Nuvolari, Chiron en René Dreyfus om de titel. Chiron werd tweede achter een Mercedes W25B, Dreyfus werd zesde en Nuvolari viel uit. Nuvolari verklaarde dat de Bimotore nooit succesvol zou zijn, en eiste zelfs dat de Tipo B weer ingezet zou gaan worden. Hij bleek tijdens de race op de Nürburgring gelijk te krijgen: Nuvolari won de Großer Preis von Deutschland in de Tipo B.

Alfa Romeo 16C Bimotore

Ondanks dat de Alfa Romeo 16C Bimotore niet meer voor races ingezet zou worden, werden er nog wel enkele snelheidsrecords mee gevestigd: Op 15 juni 1935 reed Nuvolari het Europese record aan flarden met een snelheid van 321.428 km/u op de vliegende kilometer en zelfs 323,125 km/u op de vliegende mijl. Daarbij haalde hij een topsnelheid van 364 km/u. Tijdens de tests voorafgaand aan de recordpogingen vloog Nuvolari zowat van de weg dankzij de beruchte instabiliteit in combinatie met zijwind. Het project werd na het behalen van de records stilgelegd en de aandacht werd gevestigd op de nieuwe Alfetta.

Bronnen: The Racing Car Pocket Book (Denis Jenkinson, uitgeverij B.T. Batsford LTD, 1962), Wikipedia
Afbeeldingen: FavCars.com